De Noodstop.

Sinds het grote treinongeval in 2006 is de baan voorzien van een noodstop. Het doel van de noodstop is om de gehele baan stroomloos te maken als iemand een ongeval ziet aankomen, of als het ongeval heeft plaats gevonden en de rest moet stoppen.

Hoe werkt het: Door aan de rode handel van de noodstop te trekken wordt de baan stroomloos gemaakt, de rode lamp gaat branden ten teken van nood. Met de sleutel wordt de handel weer terug gestuurd en als de sleutel een slag door gedraaid wordt, wordt de spanning weer op de baan gezet.  De treinen kunnen weer verder.

                    Het treinongeval                                                       De noodstop geactiveerd.

Het schema van de noodstop.

De basis van het schema is het relais K1. Dit relais heeft 3 wisselcontacten die allemaal gebruikt worden. Wisselcontact K1-1 wordt gebruikt als overnamecontact, wisselcontact K1-2 als 'Fase'-schakelaar voor het externe stopcontact en wisselcontact K1-3 als 'nul'-schakelaar voor het externestopcontact en het schakelen van de noodstoplamp op de paal. Als alle noodstoppen uit zijn (contacten zijn gesloten) dan wordt het relais K1 met één van de drie schakelaars geactiveerd. Het overnamecontact K1-1 zorgt ervoor dat het relais actief blijft na het loslaten van een schakelaar. De noodstoplamp gaat uit en de lamp op de schakelkast gaat aan (combinatie met S3).

Als de spanning op de regeling wordt gezet dan gaat de noodstoplamp aan en is het stopcontact spanningsloos. Na het activeren van het relais gaat de lamp uit en staat de spanning op het stopcontact. Na het activeren van een noodstop gaat de noodstoplamp aan en is het stopcontact spanningsloos. Is de noodstop op de paal niet meer actief (contact gesloten) en is de noodstop op de losse kast actief (contact open) dan kan met de sleutelschakelaar  het relais actief gemaakt worden. Bij het loslaten van de schakelaar valt het relais weer af omdat het circuit onderbroken is door de nog actieve noodstop op de losse kast. De schakelaars op de losse kast en op de kast waar het relais in zit werken alleen als beide noodstoppen niet actief zijn.

Het schema in blokken.

Het schema met de onderdelen verdeeld over de fysieke behuizingen. De coderingen bij de contacten van elk blok komen overeen met de coderingen in bovenstaand schema (logisch).